vrijdag 26 maart 2010

Het laatste t-shirt dat ik ooit kocht


Herken je dat? Je ziet iets, en je moét het gewoon hebben, omdat je denkt dat je je verzameling wereldse goederen daarmee compleet maakt. Ik had het bij een pan van Le Creuset (check). Bij een staande lamp, zo groot dat ik er onderdoor kan lopen(check). Bij een ingenieus fietspompje (check). Bij een reliëf van Ron van der Ende(nog voor aan het sparen). Ik zou dus inmiddels beter moeten weten. En toch.

Vorige week stond ik oog in oog met een product waarmee ik me direct identificeerde. Over zestien dagen is de marathon, en anderhalf jaar geleden liep ik de NYC Marathon, dus die link is duidelijk. Maar ook andere wezenlijke facetten van mijn leven komen in dit stuk textiel tot uitdrukking. Wie weet, misschien wel alle facetten. Het is het t-shirt waarmee ik mijn kledingcollectie definitief af kan sluiten.

donderdag 18 maart 2010

Go Faster Soup

Je traint voor een marathon. Of je hebt gewoon bedacht dat je af en toe wilt hardlopen, en je wilt iets eten wat daar bij helpt. Tien tegen één dat de pasta jou, en je huisgenoten, inmiddels de neus uitkomt. Penne arrabiata, spaghetti aglio e olio, je Zilveren Lepel heeft er ezelsoren van gekregen. Elk pastagerecht uit je Jamie Oliver boek heb je al eens gemaakt. Wat dan? Op de dagen die aan een wedstrijd vooraf gaan, eet ik zelf het liefst pannenkoeken met honing of stroop. Maar je hebt ook weleens gasten, kortom je moet iets nieuws bedenken.
Deze Sweet Potato Soup komt uit het boek Go Faster Food van Kate Percy. Ik heb het recept iets aangepast, maar als je het origineel wilt weten, laat je dan niet tegenhouden.
De zoete aardappel levert de koolhydraten, de kikkererwten de mineralen en de eiwitten, en de vitamines komen uit de wortel en de tomaat. Wat wil je nog meer. Het lijkt bovendien heel erg op iets dat ik bij de onvolprezen Toko94, in de Rotterdamse Witte de Withstraat, gegeten heb. In de afgelopen weken heb ik dit recept voor zes verschillende gasten gemaakt. Iedereen vond het lekker, drie van de zes vroegen om een tweede portie, en twee wilden weten wat het recept was. OK, komt'ie:

Voor vier personen:

• twee eetlepels olijfolie
• één ui, geschild en in snippers gesneden
• twee zoete aardappels (die koop bij de toko of bij AH), geschild en in blokjes gesneden
• een pot kikkererwten (vierhonderd gram)
• vier tomaten
• vier grote wortels
• vier teentjes knoflook, gesneden
• een stuk gemberwortel van vier centimeter, geschild en fijn gehakt
• een theelepel komijnzaad
• een theelepel kaneel
• één theelepel scherpe mosterd (Colman's)
• Tabasco en Worcestershire saus, naar smaak
• een eetlepel honing
• zout en versgemalen peper naar smaak
• één spaanse peper, gehakt.


• Doe de wortels in ruim kokend water. Verder even niet mee bemoeien , we komen hier later op terug.
• Zet op een andere pit een grote, diepe pan op een matig vuur. Doe hier de olijolie in, en fruit de uit tot 'ie glazig wordt.
• Voeg de zoete aardappel, knoflook en gember toe. Schep af en toe om.
• Voeg het komijnzaad, de kaneel en de mosterd toe.
• Roer de kikkererwten, de tomaten en de honing er doorheen.
• Nu terug naar de worteld: voel met een vork of ze al gaar zijn. Ja? Voeg ze, samen met het kookwater, toe aan het zoete aardappel/kikkererwtenmengsel in de andere pan.
• Rustig laten koken totdat de zoete aardappel gaar is. Voeg naar smaak Worcestershire saus, tabasco, peper en zout toe.
• Met de staafmixer maak je er nu een min of meer egaal mengsel van. Voeg eventueel nog water toe. Heb je de textuur die je wilt, voeg dan als laatste de spaande peper toe.
• Opdienen met een extra draai vers gemalen peper, en wat lekker brood van Vermeijden of Chez Moi, op de Nieuwe Binnenweg. Klaar. Voor een groen kleuraccent zou je nog wat geroerbakte paksoi of spinazie kunnen toevoegen. Enjoy!

vrijdag 12 maart 2010

Je dood googlen


Eerst was er niets. Toen was er Tim Berners-Lee, die het internet uitvond. Toen kwam Google. Dat werd een werkwoord, en toen kon je dus ook 'jezelf googlen'. Ik herinner me de eerste keer dat ik die uitdrukking hoorde. Een goede vriendin vroeg mij of ik mezelf al eens gegoogled had, want, hi hi, zij had dat dus gedaan en dan kon je zien waar haar artikelen gepubliceerd werden. U hoort het, lang geleden. Zeg maar in de tijd dat een blog nog een weblog was: een logboek dus, waarin mensen uit de Verenigde Staten opschreven welke websites ze hadden gevonden.
De belangrijkste informatie die ik krijg als ik mezelf google, is dat ik veel naamgenoten heb. Maar ik kwam pas een website tegen die het jezelf googlen naar een heel nieuw, en enigszins sinister niveau tilt. Of misschien is laten zakken een beter werkwoord. De site Mensenlinq.nl biedt namelijk aan: 'overledenen in uw regio'. Ik verzin het niet. (terzijde: als u dit leest, beste reclamemaker die deze naam heeft verzonnen, waarom toch altijd de letter q aan het eind? Wat betekent het?) De site linkt onder meer weer door naar Graftombe.nl, echt. En als je het vermoeden hebt dat iemand weleens de madeliefjes omhoog aan het duwen zou kunnen zijn, dan kan je dus zoeken op naam, achternaam, vermoedde overlijdensdatum en regio en dan weet je het.
Normaal ben ik geen liefhebber van invulvelden – hé, Google, je weet toch al wat mijn naam is, waar ik woon, met wie ik omga, waar ik naar toe vlieg, en welke boeken ik tijdens de vlucht lees? Regel dan ook eens dat ik niet telkens opnieuw alles moet invullen! – maar deze velden gaapten mij aan als een vers gedolven graf. Je wilt er iets in doen.
Omdat me even niemand te binnen schoot die kort geleden op een regenboog is gestapt, vulde ik mijn eigen naam maar in. Klik 'zoek'. Jeetje dat is toch wel spannend. Maar gelukkig, ik ben er nog.

dinsdag 9 maart 2010

En? Welke tijd heb je gelopen?


En? Welke tijd heb je gelopen? De hardlopende lezers van dit blog lezen weten het al. Als je binnenkort meedoet aan de City-Pier-City, Rotterdam Marathon of een andere loop waar je collega's en familie vanaf weten, dan kan je deze vraag verwachten.
Als ik iemand vertel over een wedstrijd die ik heb gelopen, en de eerste vraag die ik krijg gaat over tijd, dan weet het al: dit is geen hardloper.

Want wat voor extra informatie geeft het een belangstellende buitenstaander, als ik vertel dat in 1:34:47 over de finish kwam, of in 3:39:08, of wat voor willekeurig getal dan ook. Immers, hij weet al dat ik niet als eerste over de streep ben gekomen, en ook dat ik geen nationaal record heb gelopen, want anders had hij dat al gelezen op het internet of gezien op televisie.
Voor de rest is het dus echt een wedstrijd met mijzelf geweest: iets heel persoonlijks. En ik wil graag vertellen wat mijn tijd was, maar liever niet als ik het gevoel heb dat ik voor mij heilige getallen, die ik bij wijze van spreken ergens zou willen laten tatoeëren, uitzaai over een dorre bodem van onbegrip.

Stel je eens voor. Je staat in de kroeg en iets verderop zie je een leuke vrouw staan. Jullie hebben ook al eens oogcontact gehad. Daardoor aangemoedigd stap je op haar af en je spreekt haar aan. Zou je dan ook als eerste haar nummer vragen? Ik wil maar zeggen, al te snel doorpakken levert je niet altijd de kennis op die je zou willen hebben.
Van de kroeg terug naar het hardlopen: wat ik over zo'n loop wil vertellen is hoe het het allemaal waard was, al die avonden in een donker en koud Kralingse Bos. Al dat bier dat ik niet gedronken hebt. Al die keren dat ik voor lul stond tijdens de loopscholing, omdat ik niet goed kan touwtjespringen. En ik wil dat je voelt wat ik voelde in het startvak, hoe gaaf het was om dat ene bandje te horen spelen op twaalf kilometer. Hoe ik bijna van de brug af werd geblazen, en wat het me deed om al die mensen te horen klappen. De verdwazing die ik zag bij een andere deelnemer, die met witte kop en bebloede tepels de greppel inrolde. En hoe ik, met nog achthonderd meter te gaan, voelde dat mijn lichaam in drie maanden tijd gedresseerd is om exact maar dan ook exact te doen wat ik wilde. Versnellen.
En daarna praten we wel over die tijd.

Echte hardlopers willen natuurlijk ook altijd weten wat voor tijd je hebt gelopen. Maar eerst zijn ze in heel andere dingen geïnteresseerd: ben je tevreden? Hoe voelde je je? Waar kreeg je het zwaar? Deed het pijn? Had je nou eigenlijk wel goed genoeg getraind? Maakte die hartslagmeter nog wat uit? Wat wordt je volgende wedstrijd?

Dus vraag me vooral naar mijn tijd, want stiekem wil ik daar natuurlijk heel graag over vertellen. Maar sla de inleidende small talk niet over, want het is het verbale podium waarop ik mijn getallen tot hun recht wil laten komen.

zondag 7 maart 2010

Fotoshoot met gitaar en klaxons


Wat als ik nu gewoon eens aan mijn ijdelheid toegeef? En zeg dat ik graag op de foto sta, op een manier waar ik zelf tevreden over ben? Hé, Rod Stewart laat contractueel vastleggen dat hij alleen van de linkerkant gefotografeerd mag worden, dus laat mij ook mijn eisen en wensen hebben.
Het begon er mee dat ik mijn Myspace account ging opheffen. Ik keek vervolgens ook eens naar mijn andere vrienden- en netwerksites, en ik stond er bij stil dat dat ik overal een andere foto had staan, en niet altijd de meest toonbare. Op LinkedIn een keurige foto die ex-collega Anja van me maakte, okee, maar verder een met een gammele Nokia gemaakte foto, één van mijzelf op een metalfestival, en wie via Gmail iets van mij las zag de opgeheven middelvinger van Johnny Cash. Ik kon in mijn computer weinig vinden dat beter was – als het beeld niet bewogen was, dan stond er wel weer een willekeurige vrouw in beeld, zat mijn haar slecht, maakte één van mijn vrienden een obsceen gebaar of hield ik een fles bier in mijn hand. Maar waar haal ik dan een mooie foto vandaan?
Weet je wat, ik vraag gewoon eens aan Hans of hij foto's van mij wil maken. Hans Reitzema is een loopvriend, een Rotterdamse fotograaf en iemand die een halve marathon in 1:32 loopt. Ik had al eens een paar van zijn portretten gezien en ik dacht: dat wil ik ook. Want misschien kwam het daar wel gewoon op neer: ik wilde een goede foto van mezelf hebben, voordat mijn haar verdwenen is, mijn wangen ingevallen zijn en mijn jukbeenderen door al het hardlopen al te veel uit zijn gaan steken. Zodat mijn denkbeeldige kleinkinderen kunnen zien wie ik in 2010 was, mochten ze daarin geïnteresseerd zijn.
Na een paar keer heen en weer bellen en mailen kwam Hans bij mij langs, met allerlei spullen die ik nog kende uit de tijd dat mijn vader veel fotografeerde. Een belichtingsmeter, echte filmrolletjes, nou ja en camera's natuurlijk. Terwijl ik espresso maakte, liep hij door mijn huis, hoofd schuin en ogen half toegeknepen, overal het licht taxerend. Ik vond het hartstikke spannend, maar gelukkig leek het ook voor de rest wel een beetje op hoe het vroeger ging, als mijn vader foto's maakte. Dan moest ik mijn hoofd weer opzij draaien, dan weer rechtop gaan zitten. Stil blijven. En natuurlijk verpestte ik foto's door op het cruciale moment met mijn ogen te knipperen. Hans zag mijn gitaar staan en vroeg mij om eens wat te spelen, en langzaamaan werd ik me minder bewust van de lens, die dichter op mijn gezicht was dan ik ooit had meegemaakt.
Daarna gingen we naar het spoorwegviaduct over de Schie. Wat erg handig uitkwam, was dat iemand daar een hele grote penis op de muur had geschilderd. Kodak-moment! Verder fotografeerde Hans mij tussen pilaren, naast een foto van Larry Graham en op een trapleertje voor de Van Nelle fabriek. Trouwens, Rotterdamse automobilisten klaxonneren als je op de hoek met je meisje staat te zoenen, maar dat doen ze ook wanneer je op een keukentrapje langs de weg gaat staan.
Inmiddels heeft Hans me al een paar afdrukken doorgestuurd, en op één na (maar dat ligt aan hoe stom ik keek) vind ik ze erg gaaf. Binnen elke foto herken je een duidelijke keuze voor elementen die wazig zijn gelaten, en details waarop Hans glashard scherpstelt. Je kunt daardoor zien dat ik me die ochtend met een oud mesje had geschoren, en dat het koud was toen we de buitenfoto's maakten. Zoals ik op die dag was, sta ik er echt op, denk ik. Behalve dan ene waar ik stom kijk hè.

vrijdag 5 maart 2010

Je seizoen wordt in de winter gemaakt. Dus wat doe jij dit voorjaar?

De winter. Dat nare vacuüm tussen de feestdagen en rokjesdag. Om er doorheen te komen doe je aan lichttherapie, ga je skiën, keihard werken of kom je te vaak in de kroeg. En als je duursporter bent zeg je stoer tegen jezelf: je seizoen wordt in de winter gemaakt. Want een lekkere City-Pier-City lopen of schadevrij finishen tijdens de Rotterdam Marathon betekent: trainen in het donker. Op de fiets naar je loopmaatjes, terwijl je fikken eraf vriezen. Hagel in je gezicht. Uitglijden over de ijzel. Onderweg tijdens een lange duurloop moeten plassen, en ontdekken dat je eigenlijk een oude krant in je onderbroek had moeten stoppen. En ondertussen weet je: ik ben nu een lekker nieuwe loopseizoen in elkaar aan het sleutelen. Heerlijk!
Inmiddels zijn de sneeuwklokjes al weer bijna uitgebloeid, de merels kwetteren mij weer wakker en in de boom achter mijn huis is het begin van bloesemknopjes te zien. Nog geen rokjesdag, maar wel een moment om je af te vragen: welk fundament heb jij onder je seizoen gelegd?

Bij bijna elke training begint één van mijn loopvrienden nog te praten over die ene intervaltraining in januari. Een doordeweekse avond, het vriest net niet maar het regent des te harder. De schijnwerpers op de Erasmusbrug lichten de regendruppels uit alsof je op een filmset bent. We lopen heen en weer over de brug, telkens achthonderd meter, de ene keer met vijf Beaufort in onze rug, de andere keer met blauwe kaken van de regen in ons gezicht. Eenmaal thuis duurde het nog drie kwartier voor ik weer gevoel in mijn handen en voeten had.
Terugkijkend was dát die ene training waarvan ik voel dat die mijn seizoen gaat maken. Ik voel me net zo sterk als twee jaar geleden, toen ik op alle afstanden mijn persoonlijk record heb aangescherpt. Dus kom maar door met die rokjesdag, ik ben er aan toe. En jij? Hoe is jouw vorm, en welke barre omstandigheden heb je daarvoor moeten overleven?